Wetenschap vertalen naar de praktijk
Het winnen van de SustainaBul-award als duurzaamste hbo-opleiding van Nederland onderstreept dat Hogeschool Van Hall Larenstein een koplopersrol vervult. Niet alleen inhoudelijk binnen het onderwijs, maar ook via praktijkgerichte onderzoeksactiviteiten in samenwerking met overheden en ondernemers. Living Lab Regio Foodvalley Circulair is interessant als verbindende schakel en ervaringen uit andere regio’s bieden meerwaarde.
‘Een groene hbo-opleiding', noemt Hogeschool Van Hall Larenstein zichzelf. Dat komt rechtstreeks tot uitdrukking in het onderwijsaanbod. “Op de locatie in Velp verzorgen we landschappelijk georiënteerde opleidingen en gaan we zelfs de internationale kant op in de vakrichtingen food, agribusiness en veehouderij. Tevens kun je er een master volgen in ketenmanagement, development of - mijn vak - duurzame gebiedstransities,” vertelt lector Rik Eweg. “Onze andere locatie, in Leeuwarden, richt zich meer op de traditionele landbouw en veehouderij. Bijzonder daar is het Food Application Center, een laboratorium om innovaties in voedselproducten te testen en te ontwikkelen. Dit hebben we opgezet samen met het bedrijfsleven, waaronder FrieslandCampina.” Een mooi voorbeeld van de praktijkgerichte onderzoeksactiviteiten die Van Hall Larenstein op steeds grotere schaal bedrijft. “Onder leiding van één van onze vijftien lectoren werken studenten, docenten en ondernemers met betrokkenheid van overheidsvertegenwoordigers samen aan innovaties of gebiedsontwikkeling. Die projecten duren gemiddeld twee jaar. Met name in de Achterhoek en Midden-Gelderland hebben we al waardevolle onderzoeken uitgevoerd en de daarmee opgedane kennis en ervaring kunnen we nu toepassen in de Regio Foodvalley.”
Grote uitdaging
Zo ligt er een streven om in juni een project op te starten op het vlak van duurzame gebiedsontwikkeling. Eweg: “We zullen samen optrekken met de Christelijke Hogeschool Ede, maar hebben ook nauwe contacten met Aeres Hogeschool Dronten, HAS green academy in ’s-Hertogenbosch en Hogeschool Inholland Delft. Externe financiering vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zorgt voor het draagvlak en Regio Foodvalley stelt ons in staat om vrij direct lijntjes te leggen met de gemeenten, de provincie en het bedrijfsleven. Door onze regionale ervaringen elders in kaart te brengen zal dit project een nationaal karakter krijgen. Het haakt in op het landelijke programma van LNV om de buitengebieden een duurzame invulling te geven. We kennen dat natuurlijk allemaal van het stikstofbeleid, maar er is nog een belangrijke component: de bodem, het water en de natuur sturend maken. Daarbij ligt er een grote uitdaging voor de agrarische sector om toekomstbestendig te ondernemen, met gerichte duurzaamheidsambities. Dat betekent ook veel voor gebiedsmanagers en andere ambtenaren van gemeenten en provincies, voor consultants en adviseurs. Ga er maar vanuit dat het hele proces zeker tien en misschien wel twintig jaar zal bestrijken, vergelijkbaar met de ruilverkaveling in de jaren tachtig.”
Ondernemers betrekken
“Een belangrijk onderwerp van onderzoek is: hoe gaan we ondernemers hierin betrekken?” vervolgt Eweg. “Uiteindelijk heeft de Regio Foodvalley daarin de bepalende stem. In eerste instantie denk je natuurlijk aan agrarische bedrijven en de regionale collectieven daaromheen, maar wij zien ook een belangrijke functie voor landbouwaccountancybureaus, loonwerkers die onder andere watergangen kunnen onderhouden en hoveniersbedrijven in landschapsinrichting, zoals bosaanplant en houtwallen aanleggen. Dat laatste zal namelijk gepaard moeten gaan met landbouw, om meer natuur en biodiversiteit te realiseren. Daarnaast moeten techbedrijven in het verhaal betrokken worden, die nadenken over het ontwikkelen van nieuwe stalsystemen en technologieën om emissies terug te dringen. Wij zien een interessante toegevoegde waarde in het Living Lab Regio Foodvalley Circulair om workshops en bijeenkomsten te faciliteren rondom de gebiedsopgave. Deze term behelst de uitdaging die provincie neerlegt bij de regio voor de herinrichting en herontwikkeling van een bepaald gebied. Tegelijkertijd liggen er kansen voor bedrijven. Onze rol vanuit de onderwijskant is het in kaart brengen van elders opgedane ervaringen én van kennis uit wetenschappelijke onderzoeken en inzichten. Die vertalen wij naar de praktijk van de Gelderse Vallei, typerend voor de werkwijze van hogescholen.”
Laten uitkopen of aanpassen
In zekere mate ontstaan er blauwdrukken, die ervoor zorgen dat een regio niet het wiel opnieuw hoeft uit te vinden. Zo draaide Hogeschool Van Hall Larenstein een project rondom de uiterwaarden in de IJsselvallei, samen met beheerders van landgoederen en diverse andere partijen. Eweg: “Het betreft Natura 2000-gebieden, waar agrariërs voor de keuze stonden om zich te laten uitkopen via de stoppersregeling of hun bedrijfsvoering aan te passen in het kader van een duurzaam ingericht landschap. Dertien ondernemers wilden graag blijven ‘boeren’ en maakten een afweging welke maatregelen het beste bij hen zouden passen. Je kunt het zoeken in natuurinclusieve landbouw met een kruidenrijk grasland en een verhoging van de biodiversiteit of in technologische oplossingen, zoals een nieuw stalsysteem dat de ammoniakuitstoot reduceert, dat mest en urine scheidt en dat monovergisting toestaat, waarbij je het geproduceerde gas benut voor je energievoorziening en het substraat dat overblijft als meststof gebruikt. Het doorrekenen van die verschillende bedrijfsmodellen, daar hebben wij ons mee beziggehouden. Wat betekent het voor je investeringen en opbrengsten? Het is best denkbaar dat we straks in de Gelderse Vallei, aan de rand van de Veluwe, een gelijksoortig project opzetten.”
Afval lokaal gebruiken
Een ander voorbeeld van hoe Hogeschool Van Hall Larenstein zijn steentje bijdraagt aan circulariteit in de samenleving vinden we in Noord-Limburg. “In samenwerking met de Reinigingsdienst Maasland, die in meerdere gemeenten het huisvuil ophaalt, werken we aan een systeem om organisch afval, takken en bladeren lokaal te gebruiken om de bodems te verbeteren. Normaliter wordt het namelijk elders in Nederland of zelfs in Frankrijk tot compost verwerkt en moeten agrariërs kunstmest inkopen om hun land vruchtbaarder te maken, afkomstig van één van de meest CO2-uitstotende industrietakken. Trouwens, fosfaatmest importeren uit Noord-Afrika en Rusland is ook eindig, want die bronnen raken tussen 2050 en 2060 uitgeput. Het nieuwe systeem maakt het mogelijk om lokaal de kringloop te sluiten en daar liggen dan weer kansen voor ondernemers. Denk aan organisch huisvuil, takken en bladeren verwerken en composteren.” Juist op dat laatste gebied kan Hogeschool Van Hall Larenstein volgens lector Eweg veel betekenen voor het bedrijfsleven. “Zeker als het om duurzaamheid en circulariteit gaat, zijn wij altijd geïnteresseerd om in opdracht van ondernemers dingen te onderzoeken en uit te zoeken. Dat gieten we veelal de vorm van een afstudeerproject. Via het Living Lab Regio Foodvalley Circulair verwachten we het bedrijfsleven goed te bereiken en kunnen we samen met overheden werken aan een duurzame toekomst.”
Meer informatie: www.hvhl.nl